Een eigentijds curriculum in 2032
4 scenario’s door Wyb Schuit ihkv MLI LA4
Statisch
D C
Dynamisch
A: Statisch
– leren voor het leven
B: Statisch
– leren voor beroep
C: Dynamisch
– leren voor het leven
D: Dynamisch - leren voor beroep
D: Dynamisch - leren voor beroep
Inleiding:
Een curriculum kan niet los gezien worden van het doel van onderwijs. Dat wat gewenst is om te leren hangt samen met visie op onderwijs en visie op de wereld en de plaats van het onderwijs in die wereld. De instituten van politiek en religie die de afgelopen 100 jaar de weg wezen, lijken niet te meer te passen bij de huidige maatschappij. Wie gaat richting geven, wie heeft er visie, wie gaat er leiding geven aan de wereld in een nieuwe globale wereld? En wat is de rol van “het onderwijs” m.b.t. de doelen in de globale wereld? En hoe wordt het curriculum afgestemd op deze doelen? Praten over curricula lijkt vrij zinloos als er geen doelen geformuleerd zijn. Het onderwijs heeft in de loop van de geschiedenis steeds verschillende doelen gediend. Misschien is de cirkel rond. Gaan we in onze vrije tijd (scholè bij de oude Grieken) met elkaar van gedachten wisselen. Iedereen een leraar, iedereen een leerling. Wellicht dat het onderwijs zich jaarlijks moet aanpassen. Investeren in verandervermogen, zodat er ruimte komt voor de kortcylische vertaling van de voortschrijdende inzichten. Lange termijn planningen zijn niet meer nuttig voor alle facetten van de maatschappij. Denkers als Piketty (2014) en Klein (2014) reiken nieuwe modellen aan waarmee “we” wellicht iets kunnen. Tegelijkertijd zijn er tal van initiatieven en start-ups die inspireren.
Hieronder volgen 4 scenario’s voor het (hbo)-onderwijs. In navolging van Biesta (2014) gebruik ik zaak (kwalificatie) traditie (socialisatie) en persoon (subjectivering) als kapstok voor het vergelijken van de scenario’s. Alle 4 hebben m.i. evenveel potentie als impotentie als bestaansrecht. In de huidige Westerse maatschappij met de huidige dynamiek zijn voorspelling en planning onzinnige acties geworden (Homan, 2009). Daarom dus ook geen voorkeur voor een scenario 2030. Het formuleren van de scenario’s is wel nuttig als leeractiviteit: gedachtengrenzen worden overschreden, aannames worden gelocaliseerd en ideeën worden aangescherpt door grote maatschappelijke factoren in samenhang en vergelijkenderwijs te beschouwen. Een waardevolle oefening in systeemdenken (Senge, 1992) .
Een curriculum kan niet los gezien worden van het doel van onderwijs. Dat wat gewenst is om te leren hangt samen met visie op onderwijs en visie op de wereld en de plaats van het onderwijs in die wereld. De instituten van politiek en religie die de afgelopen 100 jaar de weg wezen, lijken niet te meer te passen bij de huidige maatschappij. Wie gaat richting geven, wie heeft er visie, wie gaat er leiding geven aan de wereld in een nieuwe globale wereld? En wat is de rol van “het onderwijs” m.b.t. de doelen in de globale wereld? En hoe wordt het curriculum afgestemd op deze doelen? Praten over curricula lijkt vrij zinloos als er geen doelen geformuleerd zijn. Het onderwijs heeft in de loop van de geschiedenis steeds verschillende doelen gediend. Misschien is de cirkel rond. Gaan we in onze vrije tijd (scholè bij de oude Grieken) met elkaar van gedachten wisselen. Iedereen een leraar, iedereen een leerling. Wellicht dat het onderwijs zich jaarlijks moet aanpassen. Investeren in verandervermogen, zodat er ruimte komt voor de kortcylische vertaling van de voortschrijdende inzichten. Lange termijn planningen zijn niet meer nuttig voor alle facetten van de maatschappij. Denkers als Piketty (2014) en Klein (2014) reiken nieuwe modellen aan waarmee “we” wellicht iets kunnen. Tegelijkertijd zijn er tal van initiatieven en start-ups die inspireren.
Hieronder volgen 4 scenario’s voor het (hbo)-onderwijs. In navolging van Biesta (2014) gebruik ik zaak (kwalificatie) traditie (socialisatie) en persoon (subjectivering) als kapstok voor het vergelijken van de scenario’s. Alle 4 hebben m.i. evenveel potentie als impotentie als bestaansrecht. In de huidige Westerse maatschappij met de huidige dynamiek zijn voorspelling en planning onzinnige acties geworden (Homan, 2009). Daarom dus ook geen voorkeur voor een scenario 2030. Het formuleren van de scenario’s is wel nuttig als leeractiviteit: gedachtengrenzen worden overschreden, aannames worden gelocaliseerd en ideeën worden aangescherpt door grote maatschappelijke factoren in samenhang en vergelijkenderwijs te beschouwen. Een waardevolle oefening in systeemdenken
A: statisch – leren voor het leven: hbo
in 2032
kwalificerend ++
socialiserend ++
subjectiverend +
socialiserend ++
subjectiverend +
In 2030 zijn, zijn op aangeven van de Europese
commissie (2015), de algemene hbo competenties in Europees verband opnieuw
tegen het licht gehouden en zijn samengevoegd met de 21 st Century skills (Plomp T. , 2011) . Welke die skills zijn
is inmiddels eenduidig en mondiaal vastgelegd (Onderwijsraad,
2014)
. Het onderwijs maakt veelvuldig gebruik van ICT middelen. Duidelijk omschreven
modules kunnen online en offline gevolgd worden. Dat geldt ook voor de
begeleiding. Ook de pi ‘s/beoordelingscriteria zijn helder omschreven. Hiervoor
is een apart instituut ingericht opdat beoordeling en opleiding gescheiden
blijven. Deelnemende landen hebben zich aan de standaard gecommitteerd. Om fris
te blijven gaan de hbo-opgeleiden tot 70 jaar iedere 7 jaar op herhaling. Dat
kan op speciaal daarvoor ingerichte centra die over de hele wereld te vinden
zijn. Groepen zijn multicultureel samengesteld en worden gedurende twee weken als
groep en als individu geassessed. Tijdens het assessmentproject (AP) worden persoonlijke banden gesmeed die
vervolgens met behulp van ICT worden onderhouden. Er komen zelfs huwelijken en
babies voort uit deze AP’s. Een AP-baby is een bekend verschijnsel in 2030. Dit
draagt bij aan een gevoel van mondiale verbondenheid en verdraagzaamheid
(Baken, 2014). Deelname aan de AP is verplicht, de kosten ervan worden voor een
groot deel door de overheid gedragen. Certificering is voor iedereen te volgen
en wordt mondiaal bijgehouden door de IILL, het International Institute for
Lifelong Learning. Het is gekoppeld aan de BSN, nu het GCN (global citizen
number). E.e.a. heeft zijn plaats naast het specifieke vakdeel. Dit vakdeel wordt
door een andere mondiale/Europese/regionale instituten beheerd al naar gelang
de expertise en werkgebied van de hbo-er. Inhouden van het algemene funderende
hbo-deel: Engels, ethiek, digitale vaardigheden, techniek, wetenschap,
gezondheid. De IILL bepaalt de inhoud van het algemene deel van het curriculum.
B: statisch - leren voor beroep: hbo in 2032
kwalificerend +++
socialiserend +++
subjectiverend +
In 2030 zijn de grenzen tussen beroepen en kennisgebieden zijn nog verder vervaagd. Er wordt niet meer voor een beroep geleerd maar voor een domein. Het is ook mogelijk om te kiezen voor het leren voor 2 verschillende domeinen omdat met name op de crossover veel innovatie plaats vindt. De overheid stimuleert innovatie om economische redenen maar ook om maatschappelijke redenen. Men verwacht dat cross-over innovatie oplossingen biedt voor vraagstukken als vergrijzing, schaarste en duurzaamheid (Bakas, 2009). De samenwerking met bedrijven is geïntensiveerd (Aalsma, 2010). De overheid en de branche/domein bekostigen samen het onderwijs en bepalen samen de inhoud van het curriculum. Per domein is de basiskennis en de basisvaardigheden vastgesteld. Iedere hbo-er dient daaraan te voldoen. De algemene hbo competenties en de 21 st century skills (Voogt & Pareja Roblin, 2010) zijn door het afnemende werkveld tegen het licht gehouden en waar nuttig geacht geïntegreerd in het curriculum. Het beroep specifieke deel wordt tijdens stages en in speciaal daarvoor ingerichte werkplaatsen geleerd. De collegae van het mbo werken en leren ook in deze werkplaatsen. Het domein laat heeft ook specifieke ICT tools laten ontwikkelen waarmee mbo-ers en hbo-ers specifieke vaardigheden in een gesimuleerde, virtuele maar betekenisvolle beroepspraktijk kan oefenen. Beoordeling en opleiding zijn verder gescheiden. Beoordeling vindt plaats door het PAI (Professional Assessment Institute). Docenten zijn samenwerkende deskundigen en afhankelijk van hun expertise, soms iets meer gespecialiseerd aan de pedagogisch/didactische kant soms iets meer aan de vakinhoudelijke kant, echter ieder teamlid is bekend met beide expertises.
C: Dynamisch - leren voor het leven: het hbo in
2032
kwalificerend (+)
socialiserend ++
subjectiverend +++
socialiserend ++
subjectiverend +++
De Europese overheid heeft welzijn hoog in het
vaandel. Betaalde arbeid heeft een kleinere, een andere rol in de samenleving
gekregen als gevolg van automatisering en robotisering. Iedere burger in Europa
heeft dan ook een basisinkomen, zij het aangepast aan de regionale
levensstandaard. Hierdoor zijn mensen in de gelegenheid bij te dragen aan de ontwikkeling
en het welzijn van anderen en een sociaal maatschappelijk betrokken leven te
leiden. De (sociale) ondernemendheid binnen de gemeenschap bloeit als nooit te
voren nu de veiligheid van een basisinkomen gegarandeerd is. In 2030 zijn de
inhouden van het curriculum zijn zelf te kiezen door de lerende. Ook de
momenten van leren zijn zelf te kiezen (Rinnooy Kan, 2014). Verregaande
toepassing en ontwikkeling van ICT (Bakas, 2009) maakt dit ook mogelijk. Iedere
Europese burger krijgt bij geboorte een educatieve “strippenkaart” die
afhankelijk van talenten en cognitieve mogelijkheden op verschillende plaatsen
kan worden gebruikt.
Voor een algemeen basisprogramma op verschillende niveaus kan men op het OLC terecht. Vaardigheden op het gebeid van Engels, ethiek, innovatief vermogen, loopbaansturing, ondernemerschap en onderhandelen worden hier ontwikkeld . Het docententeam (Lodders, 2013) van het OLC begeleidt, adviseert, selecteert en inspireert. Ook voor het onderhouden van de opgedane skills kan men op het OLC terecht. Het is uitgerust met hoogwaardige en laagdrempelige technologie zodat een ieder toegang heeft tot de (digitale) wereld (Burgelman, 2013). Endorsements, CV’s en portfolio’s hebben de plaats van certificering ingenomen. De scheiding tussen betaald en onbetaald werk, tussen betaald leren en onbetaald leren is veranderlijk en situationeel. In COP ’s worden beroep specifieke taken en talenten ontwikkeld. Bedrijven en leerprofessionals werken hier samen ( (Aalsma, Baartman, De Bruijn,
& Huisman, 2010) . Indien er formeel samenwerkend geleerd
wordt, worden door betrokkenen onder begeleiding van een COP-Coach werkdoelen
en leerdoelen vastgesteld en gewaardeerd (Rinnooy Kan, 2014) . Een bijzondere rol is binnen het COP
weggelegd voor de COP master die, als een luchtverkeersleider de leerbewegingen
gadeslaat en de teams samenstelt. Op
deze manier wordt er effectief en efficiënt kennis gecreëerd en een bijdrage
aan de kenniseconomie geleverd (Pot, 2012; WRR,2013).
Voor een algemeen basisprogramma op verschillende niveaus kan men op het OLC terecht. Vaardigheden op het gebeid van Engels, ethiek, innovatief vermogen, loopbaansturing, ondernemerschap en onderhandelen worden hier ontwikkeld . Het docententeam (Lodders, 2013) van het OLC begeleidt, adviseert, selecteert en inspireert. Ook voor het onderhouden van de opgedane skills kan men op het OLC terecht. Het is uitgerust met hoogwaardige en laagdrempelige technologie zodat een ieder toegang heeft tot de (digitale) wereld (Burgelman, 2013). Endorsements, CV’s en portfolio’s hebben de plaats van certificering ingenomen. De scheiding tussen betaald en onbetaald werk, tussen betaald leren en onbetaald leren is veranderlijk en situationeel. In COP ’s worden beroep specifieke taken en talenten ontwikkeld. Bedrijven en leerprofessionals werken hier samen (
D: Dynamisch – leren voor beroep: in 2032
kwalificerend +
socialiserend +++
subjectiverend +
socialiserend +++
subjectiverend +
De inhouden van het curriculum zijn zelf te kiezen
uit een door de branche geselecteerd aanbod. Ook de momenten zijn zelf te
kiezen. Beroepen bestaan niet meer. Grenzen tussen beroepen zijn zodanig
vervaagd dat er sprake is van communities of practice (Wenger, 1998) rondom een branche/expertise/product(lijn). Er
is intensief contact tussen opleiding en afnemend werkveld. Er wordt
samenwerkend geleerd (Simons & Laat, 2002) Er wordt ge-cocreëerd. (Nonaka &
Takeuchi, 1995)
. Er zijn speciale ICT vormen ontwikkeld voor en door de branche waar
aanvullend gebruik van gemaakt kan worden. Er wordt niet (uitgebreid)
gecertificeerd. Dat vindt de community zonde van het geld. Doordat men
samenwerkt zijn talenten van branchegenoten ook informeel en impliciet gekend.
Teams geven zelf hun evaluatie vorm. Men kan gebruik maken van (digitale) cycli
en instrumenten die door de branche worden aangereikt. Er wordt voor iedereen
uit de community gezocht naar een passende plek. Toegelaten worden tot een COP (Wenger, 1998) vervult de lerende
met trots en eer. Deelnemers dienen zelf hun leerbehoefte aan te geven, ze zijn
zelf verantwoordelijk voor hun (leer)ontwikkeling. Docenten hebben vooral de
rol om impliciete kennis van de leden van de COP te expliciteren, leerhindernissen
weg te nemen (Agyris, 1996) kennis te
documenteren, lesmateriaal te ontwikkelen, collectief leren te trainen en te begeleiden
en om te adviseren bij de loopbaan. Ook tussen COP’s wordt er op gezette tijden
kennis uitgewisseld. De kwaliteit van het collectieve leren is cruciaal voor de
concurrentiepositie van de betrokken bedrijven (Pot, 2012, WRR, 2013) ). ICT is onderdeel van het bedrijfsproces én
ondersteunt het bedrijfsproces. ICT is ook onderdeel van én ondersteunt het (collectieve)
leerproces.
bronnen:
Aalsma, E., Baartman, L., De Bruijn, E., Huisman, J., (2010) Leren in hybride leeromgevingen in het beroepsonderwijs. Praktijkverkenning en theoretsiche verdieping. Den Bosch. ECBO.
Agyris & Schon, (1996) Organizational Learning II, Theory, method and practice. Reading, MA, U.S.A.: Addison-Wesley.
Bakas, A. (2009). World Megatrends, towards the renewal of humanity. Oxford, UK.: Infinite Ideas Limited.
Baken, N. (2014) Manifest "de verbonden samenleving". Retreived from http://manifestnicobaken.nl/
Biesta, G. (2014) Wat is goed onderwijs? Over kwalificatie, socialisatie en subjectivering. Retreived from http://nivoz.nl/artikelen/wat-is-goed-onderwijs-over-kwalificatie-socialisatie-en-subjectivering/
Burgelman J., (2014) Technologie in 2030: slim, snel en overal. Humo,3874. Retreived from http://www.humo.be/humo-archief/311659/technologie-in- 2030-slim- snel- en- overal.com
Europese Commisssie (2015) , European 2020 Strategy. Retreived from http://ec.europa.eu/europe2020/index_en.htm
Homan, T. (2009). Veranderen als chaotisch proces. Schiedam: MainPress BV.
Klein, N., (2014) No Time, verander nu voor het klimaat alles verandert. Breda: De Geus
Lodders, N. (2013). Teachers learning and innovating together. TU Twente.
Nonaka, I., & Takeuchi, H. (1995). De kenniscreërende onderneming. Hoe Japanse bedrijven innoveren. Schiedam: Scriptum.
OECD (2008). Vormgevende trends binnen het onderwijs. KPC-groep.
Onderwijsraad (2014) Een eigentijds curriculum. Advies uitgebracht aan de minister van O.C. en W. Retreived from http://www.onderwijsraad.nl/upload/documents/publicaties/volledig/ Een-eigentijds-curriculum.pdf
Piketty, T. (2014) Kapitaal in de 21e eeuw. Amsterdam: Bezige Bij.
Plomp, T. (2012). Preparing Education for the Information Society: Curricular and Implementation Challenges. International symposium of educational reform. China, Shanghai: National Training Centre for Secondary School Principals.
Pot, F.D. (2011) Workplace innovation for better jobs and performance. International Journal of Productivity and Performance Management 64 (4), 405-415.
Rinnooy Kan, A. (2014) Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Adviesrapport. Retrieved from http://www. rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/0312/flexibel- hoger-onderwijs-voor-volwassenen.html
Rondeel,M. & Wagenaar, S., (2002) Ondernemer zijn van je eigen talenten In: kennis maken. Leren in gezelschap. Schiedam: Scriptum.
Voogt, J. & Roblin, P. Discussienota, 21st Century Skills, Universiteit Twente.
Wenger, E. (2000). Communities of Practice and Social Learning Systems. Organisation, 225-246.
WRR (2013). Naar een lerende economie. Retreived
from
http://www.wrr.nl/actueel/nieuwsbericht/article/wrr-rapport-naar-een-lerende-economie-investeren-in-het-verdienvermogen-van-nederland/
Hallo Wyb,
BeantwoordenVerwijderenMijn feedback naar aanleiding van je SWOT:
• Je hebt alles kort en bondig geformuleerd. Hier en daar mag er nog iets meer uitleg bij om het voor een buitenstaander duidelijker te maken. Bijvoorbeeld: “ervaring met internationalisering” – waar blijkt dat uit?
• Benoem per onderdeel de 3 belangrijkste punten (zie opdrachtbeschrijving). Misschien kun je zaken die bij elkaar horen onder één kopje scharen?
• Let op kleine taalfoutjes.
• Misschien kun je literatuurverwijzingen opnemen bij termen die wat meer uitleg nodig hebben (bijvoorbeeld Brainport, leerteams etc.)
• Misschien kun je bij S&W nog iets meer verwijzen naar de onderwijsvisie of beleidskundige aspecten?
• De S&O (+) vind ik goed qua inhoud. Probeer bij de W&T (-) op een zelfde manier de dingen te benoemen.
• Let op: O&T gaan altijd over externe invloeden. Je kansen zijn goed beschreven, maar bij de bedreigingen benoem je ook een aantal interne invloeden. Deze horen thuis bij SW. Beschrijf je bedreigingen in dezelfde termen als de kansen, dus let op: macro-omgevingsfactoren (DESTEP= demografische, economische, sociale, technologische, ecologische en politieke factoren), marktfactoren en bedrijfstakfactoren.
• Bij S&W kun je denken aan wat er bij LA-3 aan bod is gekomen: organisatiecultuur, structuur, innovatie en leiderschap/power. Eventueel ook het imago van de opleiding en de inbedding in het grote Fontys-geheel.
Succes met het afronden van Quest 3!